Angels in America verplettert en vertedert
Het programmaboekje van Toneelhuis/Olympique Dramatique opent als volgt: ‘In november ’85 stierf de eerste man die ik persoonlijk kende aan aids. Bill was een danser waar ik enorm verliefd op was. (…) En ik had een droom: Bill was stervende - ik weet niet of hij echt stervende was, maar hij had zijn pyjama aan en zat ziek op zijn bed - het plafond zakte in en er kwam een engel binnen. Ik schreef toen een gedicht. Ik ben geen dichter, maar ik schreef iets. Het was pagina’s lang. Nadat ik klaar was, legde ik het weg. Niemand zou het ooit lezen. De titel was ‘Angels in America.’ Was getekend Tony Kusher, de auteur van de caleidoscopische gelijknamige roman, die daarmee een rauw portret neerpende van de jaren ’80. De periode waarin aids nauwelijks uit de nieuwsbulletins was weg te branden.
Dit boek omturnen naar de planken was opnieuw een ‘kolfje’ naar de hand van de tandem Stijn Van Opstal en Tom Dewispelaere. Wie enige jaren terug van hen ‘Risjaar drei’ zag, en nog eerder ‘Augustus (ergens op de vlakte)’, weet dat dit duo als geen ander lange scènes en catchy dialogen weet te injecteren met puur spelplezier. ‘Angels in America’ is weerom een feest voor oog en oor met actrices en acteurs die ongegeneerd en toch gepast kunnen stoeien en spelen, gaat geen onderwerp (en dat zijn er echt veel…) uit de weg en laat alles gepast humorvol binnenkomen. Het stuk duurt ruim vier uur, pauze inbegrepen.
Concreet betekende dit dat het regisseursduo eerst flink de schaar zette in Kushners boek. En maar goed ook. Die geknipte versie houdt er de vaart in, laat de kijker nauwelijks op adem komen maar gelukkig bieden de intieme scènes soelaas. Van Opstal en Dewispelaere weten perfect de balans te bewaren tussen dit o zo moeilijke evenwicht: drive en intimiteit, groot en klein, drama en humor, tekst en muziek/zang, wrang versus zoet (nou ja…).
Wie het stuk goed leest, ziet een verrassende parallel met vandaag. Thema’s als racisme, homohaat, xenofobie, het oprukkende en aanwezige rechtse gedachtengoed en een president van wie gezegd werd dat hij geen president kon worden. Stijn Van Opstal zei daarover het volgende: ‘Dat met Reagan een filmacteur president kon worden, leek toen een hallucinante klucht. Het slot van het stuk, in 1990 , straalt dat ook uit: hopelijk zijn we daaraan voorbij. Maar kijk nu.’